ctivd-rapport-19.pdf

(367 KB) Pobierz
C
OMMISSIE VAN
T
OEZICHT
BETREFFENDE
DE
I
NLICHTINGEN
-
EN
V
EILIGHEIDSDIENSTEN
CTIVD nr. 19
TOEZICHTSRAPPORT
inzake de toepassing door de AIVD van artikel 25 WIV 2002 (aftappen)
en artikel 27 WIV 2002 (selectie van ongericht ontvangen niet-kabelgebonden telecommunicatie)
Inhoudsopgave
Paragraaf 1.
Onderzoek van de Commissie
Paragraaf 2.
De bijzondere bevoegdheden van artikel 25 en artikel 27 WIV 2002
2.1
2.2
2.3
Artikel 25 WIV 2002
Artikel 27 WIV 2002
Stomme tap
3
4
5
6
8
Paragraaf 3.
Inzet van bijzondere bevoegdheden uitsluitend ten behoeve van de a- en de d-taak
3.1
3.2
3.3
3.4
De a-taak van de AIVD
De d-taak van de AIVD
Het belang van de nationale veiligheid
Bevindingen van de Commissie
11
11
13
15
17
17
18
20
Paragraaf 4.
Toetsingscriteria voor de inzet van bijzondere bevoegdheden
4.1
4.2
Het noodzakelijkheidscriterium
Proportionaliteit en subsidiariteit
Paragraaf 5.
Toestemmingsprocedure
Paragraaf 6.
Vereisten voor het verzoek om toestemming of verlenging inzake art. 25 WIV 2002
6.1
6.2
Een aanduiding van de bevoegdheid en, voor zover van toepassing,
het nummer
Gegevens betreffende de identiteit van de persoon of de organisatie
6.2.1 Het aanvullen van gegevens bij organisatieverzoeken
6.2.2 Identiteitsgegevens van een target of van een non-target
De reden waarom de uitoefening wordt verlangd
21
23
24
25
25
26
29
6.3
1
Paragraaf 7.
Vereisten voor het verzoek om toestemming of verlenging inzake art. 27 WIV 2002
Paragraaf 8.
Inzet van bijzondere bevoegdheden tegen (beperkt) verschoningsgerechtigden
Paragraaf 9.
Verwijderen en vernietigen van ten onrechte verwerkte gegevens
Paragraaf 10.
Conclusies en aanbevelingen
30
32
37
38
2
1.
Onderzoek van de Commissie
Dit toezichtsrapport van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en
Veiligheidsdiensten (verder: de Commissie) gaat over de toepassing door de Algemene
Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) van een aantal bijzondere bevoegdheden, namelijk
die van artikel 25 en artikel 27 van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten 2002
(WIV 2002). Dit zijn, kort gezegd, de bevoegdheid om af te tappen respectievelijk de
bevoegdheid om ongericht ontvangen niet-kabelgebonden telecommunicatie te selecteren. In
paragraaf 2 van dit rapport worden deze bevoegdheden nader geëxpliceerd.
De Commissie bekijkt sinds eind 2004 de verzoeken om toestemming tot en verlenging van
de inzet van de artikelen 25 en 27 WIV 2002, die aan de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties (verder: de Minister) zijn voorgelegd en waarmee de Minister heeft
ingestemd. In 2006 heeft de Commissie besloten een diepteonderzoek uit te voeren naar de
inzet van deze bijzondere bevoegdheden. Dit diepteonderzoek is bij brief d.d. 20 april 2006
conform artikel 78 lid 3 WIV 2002 aangekondigd aan de Minister en de voorzitters van de
Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal.
De Commissie heeft sindsdien gemiddeld eens in de drie maanden de verzoeken bestudeerd.
Meestal zijn daarbij alle verzoeken ingezien, enkele keren heeft de Commissie slechts een
steekproef uitgevoerd. Ten behoeve van dit diepteonderzoek zijn de verzoeken voor het
laatst ingezien in juni 2008. De Commissie blijft na afronding van dit onderzoek de
toepassing van de artikelen 25 en 27 WIV 2002 door de AIVD monitoren.
Belangrijk is te vermelden dat de Commissie het toezicht over de activiteiten van de AIVD
achteraf uitoefent. De verzoeken om toestemming en verlenging worden dus niet ter
goedkeuring aan de Commissie voorgelegd.
Het is de Minister die op grond van de WIV 2002 toestemming dient te verlenen voor de
inzet van de bevoegdheden genoemd in de artikelen 25 en 27 WIV 2002. In paragraaf 5 wordt
verder ingegaan op de toestemmingsprocedure.
De bevindingen van de Commissie zijn gedurende het onderzoek telkens besproken met de
betrokken juristen van de AIVD. Tevens zijn gesprekken gevoerd met de huidige Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), mevrouw Ter Horst, en haar
ambtsvoorganger, de heer Remkes, als de wettelijk bevoegden om toestemming te verlenen
voor de inzet van deze bijzondere bevoegdheden door de AIVD.
De besprekingen met de AIVD hebben bij de dienst reeds gedurende het onderzoek geleid
tot verschillende aanpassingen en verbeteringen in de verzoeken om toestemming en
verlenging.
In onderhavig toezichtsrapport wordt gerapporteerd over de belangrijkste bevindingen. In
elk geval wordt daarbij, voorzover deze zijn aangetroffen, melding gemaakt van de
verzoeken die naar het oordeel van de Commissie niet voldoen aan een of meer wettelijke
vereiste(n), waaronder de vereisten van noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit.
Het toezichtsrapport is grotendeels ingedeeld aan de hand van de verschillende wettelijke
vereisten die in de WIV 2002 zijn opgenomen voor de toepassing van de artikelen 25 en 27
WIV 2002. Nadat in paragraaf 2 eerst wordt uitgelegd om wat voor soort bevoegdheden het
gaat, wordt in paragraaf 3 behandeld dat de bevoegdheden alleen kunnen worden ingezet
voor een goede uitvoering van de a- en de d-taak van de AIVD. In paragraaf 4 worden de
toetsingscriteria voor de inzet van de bijzondere bevoegdheden uitgewerkt. Vervolgens
wordt in paragraaf 5 aandacht besteed aan de toestemmingsprocedure. In de paragrafen 6 en
3
7 wordt uiteengezet aan welke vereisten de verzoeken aan de Minister van BZK om artikel
25 respectievelijk artikel 27 WIV 2002 te mogen toepassen moeten voldoen.
Mede vanwege de aanhoudende maatschappelijke en politieke aandacht voor de inzet van
bijzondere bevoegdheden tegen (beperkt) verschoningsgerechtigden is daar in het
toezichtsrapport een aparte paragraaf aan gewijd (paragraaf 8).
Tot slot wordt in paragraaf 9 aandacht gevraagd voor de verplichting om ten onrechte
verwerkte gegevens te verwijderen en te vernietigen en worden in paragraaf 10 de conclusies
en aanbevelingen uit het rapport opgesomd.
Het rapport bevat een geheime bijlage, waarin meer gedetailleerd op enkele zaken wordt
ingegaan.
De Commissie heeft het onderzoek afgebakend door uitsluitend de
verzoeken
te bekijken die
in het kader van de toestemmingsprocedure aan de Minister van BZK zijn voorgelegd en
waarmee de Minister heeft ingestemd. De Commissie heeft niet gekeken naar de
daadwerkelijke uitvoering van de bijzondere bevoegdheden uit de artikelen 25 en 27 WIV
2002 nadat de Minister daarvoor toestemming heeft gegeven. Dit zou het onderzoek te
veelomvattend maken. De wijze waarop de AIVD omgaat met de opbrengst van de inzet van
deze middelen valt aldus buiten het bereik van dit onderzoek.
In andere onderzoeken van de Commissie wordt wel aandacht besteed aan de uitvoering en
de opbrengst. De Commissie doet bijvoorbeeld onderzoek naar de door de AIVD
uitgebrachte ambtsberichten, waarbij in de achterliggende dossiers vaak rapporten zijn
opgenomen van de inzet van bijzondere bevoegdheden (bijvoorbeeld taprapporten). In dat
onderzoek controleert de Commissie of die uitwerkingen voldoen aan de wettelijke
vereisten.
In onderhavig toezichtsrapport wordt evenmin aandacht besteed aan de zogenoemde
notificatieverplichting, die behelst dat de AIVD vijf jaar na de beëindiging van de
uitoefening van enkele bijzondere bevoegdheden, waaronder die van de artikelen 25 en 27
WIV 2002, onderzoekt of daarvan verslag kan worden uitgebracht aan de persoon ten
aanzien van wie die bevoegdheid is uitgeoefend (artikel 34 lid 1 WIV 2002). Gelet op het feit
dat de wet op 29 mei 2002
1
in werking is getreden zijn deze notificatieonderzoeken pas voor
het eerst uitgevoerd in de tweede helft van 2007. Het is derhalve op dit moment te vroeg om
over dat onderwerp conclusies te trekken en te rapporteren. De Commissie monitort de
notificatiebesluiten van de AIVD en zal tezijnertijd verslag uitbrengen van haar bevindingen.
2.
De bijzondere bevoegdheden van artikel 25 en artikel 27 WIV 2002
Op 9 juni 1994 oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat in de
(oude) Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (WIV 1987) wel was geregeld ten
aanzien van welke (categorieën van) personen het verzamelen van inlichtingen was
toegestaan, maar niet onder welke omstandigheden dat mocht plaatsvinden en evenmin
welke middelen de toenmalige Binnenlandse Veiligheidsdienst daarbij mocht gebruiken.
De Raad van State concludeerde daarom dat de WIV 1987 niet voldeed aan het in artikel 8 lid
2 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de
Fundamentele Vrijheden (EVRM) neergelegde vereiste dat een inmenging in het recht op
privé-leven slechts mag plaatsvinden indien deze bij wet is voorzien.
2
Stb.
2002, 196.
Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State 9 juni 1994,
AB
1995/238 (Van Baggum).
Gelijktijdig werd eenzelfde uitspraak gedaan in de niet gepubliceerde zaak Valkenier.
1
2
4
Deze uitspraak van de Raad van State vormde de directe aanleiding voor de totstandkoming
van de (nieuwe) Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (WIV 2002). Deze wet
bevat veel wijzigingen ten opzichte van de WIV 1987, waarvan de voor dit rapport meest van
belang zijnde is dat de bijzondere bevoegdheden die de inmiddels genoemde AIVD en de
Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) ter beschikking staan limitatief in de wet
zijn opgesomd en omschreven. Twee van deze bevoegdheden, artikel 25 en artikel 27,
worden hieronder nader uitgewerkt.
2.1
Artikel 25 WIV 2002
Artikel 25 lid 1 WIV 2002 luidt als volgt:
De diensten zijn bevoegd tot het met een technisch hulpmiddel gericht aftappen, ontvangen,
opnemen en afluisteren van elke vorm van gesprek, telecommunicatie of gegevensoverdracht
door middel van een geautomatiseerd werk, ongeacht waar een en ander plaatsvindt. Tot de
bevoegdheid, bedoeld in de eerste volzin, behoort tevens de bevoegdheid om versleuteling
van de gesprekken, telecommunicatie of gegevensoverdracht ongedaan te maken.
Op grond van dit artikel kan de AIVD bijvoorbeeld gesprekken opnemen met behulp van
een microfoon, telefoongesprekken aftappen, e-mailberichten lezen en het internetgedrag
van een persoon in de gaten houden.
Het artikel is ruim geformuleerd. Het gaat om
elke vorm van
gesprek, telecommunicatie of
gegevensoverdracht via een geautomatiseerd werk. Dit betekent onder andere dat niet alleen
telefoongesprekken kunnen worden afgetapt, maar dat ook berichtenverkeer dat plaatsvindt
via een telefoonverbinding kan worden afgetapt.
3
Gedacht kan worden aan fax- of sms-
berichten. Het voordeel van deze ruime formulering is dat de AIVD kan inspelen op nieuwe
communicatietechnologieën.
Zoals blijkt uit de beschrijving in het artikel maakt het niet uit waar het gesprek, de
telecommunicatie of gegevensoverdracht plaatsvindt (
ongeacht waar een en ander plaatsvindt
).
Een microfoon kan aldus overal worden geplaatst, ook in de woning van een persoon. Of de
inzet van een middel op een bepaalde plek gerechtvaardigd is wordt beoordeeld aan de
hand van enkele toetsingscriteria, waaronder de noodzakelijkheid, proportionaliteit en
subsidiariteit. De toetsingscriteria worden in paragraaf 4 van dit toezichtsrapport
uiteengezet.
Tijdens de totstandkoming van de WIV 2002 is de vraag gesteld of de woorden ongeacht
waar een en ander plaatsvindt betekenen dat vanuit Nederland ook gesprekken,
telecommunicatie en gegevensoverdracht in andere landen kunnen worden afgetapt. De
regering gaf daarop het volgende antwoord:
Allereerst wordt opgemerkt dat de bevoegdheid van de diensten om gesprekken,
telecommunicatie en gegevensoverdracht af te tappen, zoals onder andere geregeld in artikel
25, niet verder reikt dan tot waar de rechtsmacht van de Nederlandse Staat reikt. De
Nederlandse wetgever kan immers niet eenzijdig rechtsmacht scheppen in andere landen. Dat
neemt niet weg dat de uitoefening van de in artikel 25 geregelde bevoegdheid, in het
bijzonder voor zover deze betrekking heeft op de interceptie van telecommunicatie, alsmede
de uitoefening van de bevoegdheden, zoals neergelegd in het bij nota van wijziging
ingevoegde artikel 25a [Commissie: thans artikel 26] en artikel 26 [Commissie: thans artikel
3
Kamerstukken II
1997/98, 25 877, nr. 3, p. 41.
5
Zgłoś jeśli naruszono regulamin